In 43 procent van de sterfgevallen in 2005 nam een arts een medische beslissing rond het levenseinde. Door deze beslissingen werd het leven (naar inschatting van de arts) met gemiddeld vier dagen bekort.
Niet behandelen
In 2005 zijn 136.000 mensen overleden. In 43 procent van deze sterfgevallen nam een arts een medische beslissing rond het levenseinde, blijkt uit onderzoek*. Vaak ging het hierbij om pijn- en symptoombestrijding (bijna 60 procent). Een arts kan ook beslissen om een patiënt niet te behandelen of een reeds in gang gezette behandeling te staken. Dit kwam in bijna 40 procent van de gevallen voor.
Middelen voorschrijven of toedienen met het uitdrukkelijke doel het leven te bekorten, kwam veel minder vaak voor (5 procent). Hieronder vallen euthanasie en hulp bij zelfdoding.
Overlijden meestal niet bespoedigd
In de meeste gevallen (52 procent) had de beslissing van de arts echter geen gevolgen voor het overlijdenstijdstip. Bij een op de vijf sterfgevallen kwam het overlijden minder dan 24 uur eerder. In 3 procent van de gevallen eindigde het leven meer dan een maand eerder. De gemiddelde levensbekorting na medische handelen was vier dagen.
Wens om overlijden te bespoedigen
De levensbekorting was het grootst wanneer de arts een middel voorschreef of toediende met het uitdrukkelijke doel het overlijden te bespoedigen: gemiddeld elf dagen. Als de arts besloot een behandeling niet in te stellen of te staken, versnelde dat in 2005 het overlijden met ongeveer een week. Bij pijn- en symptoombestrijding, de meest genomen beslissing, trad de dood een dag eerder in.
* Bron: onderzoek Kees Prins, Ingeborg Deerenberg, Bregje Onwuteaka-Philipsen (Vrije Universiteit medisch centrum, Amsterdam), Agnes van der Heide (Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam), gepubliceerd in het CBS Webmagazine.
© Uitvaart Media – Overname van artikelen of gedeelten van artikelen is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van de uitgever.