Dit interview is eerder gepubliceerd in Vakblad Uitvaart van april 2017
Harm Vos (66) werkt bij Post Mortem Facilities en reinigt plekken waar mensen, vaak door een ongeval of een misdrijf, zijn overleden. Vos doet dit in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe. “Ik weet hoe lelijk en gemeen de dood kan zijn.”
“Gelukkig gebeurt het niet heel vaak, zo’n dertig keer per jaar, dat ik word opgeroepen om een overlijdenslocatie schoon te maken. Ik werk als overledenenverzorger in het ziekenhuis, daarvoor was ik mortuariumbeheerder en obductieassistent. Eens in de zoveel tijd vraagt de politie mij om ergens te komen opruimen. Bij een verkeersongeval bijvoorbeeld of een suïcide op het spoor. Ook particulieren of uitvaartverzorgers bellen mij wanneer er bijvoorbeeld sprake is van zelfdoding of een niet-natuurlijke dood. Dat kan 24 uur per dag. Hoe sneller hoe beter eigenlijk, want dan is het makkelijker te reinigen. Voor mij is zo’n situatie bekend terrein; ik heb al zo’n veertien jaar ervaring. Ik weet hoe het lichaam in elkaar zit en dat lichaamsvocht besmettelijk kan zijn bij het inademen of in contact met wondjes op de huid. Daarom moet het opruimen heel zorgvuldig gebeuren. Alles wordt gedesinfecteerd en dingen als een matras of een stuk weggesneden vloerbedekking worden afgevoerd om vernietigd te worden. Dat wordt dan in zwarte folie verpakt. Ik wil niet dat nabestaanden of omstanders zoiets zien. Als er al nabestaanden zijn, want ik kom ook op plekken waar iemand al lange tijd dood heeft gelegen.
Niet altijd weten mensen van het bestaan van deze dienst af. Dat is jammer, want het is belangrijk dat een overlijdenslocatie goed wordt schoongemaakt. Er zijn mensen die het zelf gaan opruimen. Vaak zonder handschoenen en niet grondig genoeg. Met al die bacteriën; ze realiseren zich niet welke gevolgen dat kan hebben. Bovendien zouden nabestaanden hier niet mee geconfronteerd moeten worden. Ik kan zo’n locatie weer fris en schoon maken. Nou ja, fris. Er blijft even een bepaalde geur hangen, maar die verdwijnt en dan is de ruimte echt weer schoon. Dat betekent heel veel voor de achterblijvers.
Weet je dat ik er nooit echt over nagedacht heb hoe je dit beroep eigenlijk noemt? Ik zeg altijd dat ik PMF’er ben. Soms vertel ik mensen wat ik doe, al heb ik een strikte zwijgplicht en praat ik dus nooit over wat ik precies tegenkom. Ze zeggen dan vaak dat ze mijn werk van hun levensdagen niet zouden kunnen doen. Ach, ieder beroep heeft zijn bekoring. Ik zit zo in elkaar: je doet je werk, je draait je om en klaar. Ik heb vroeger jaren in de scheepvaart gewerkt. Misschien word je op zee wel ruimdenkender en kan ik er daarom goed mee omgaan. Ik weet hoe lelijk en gemeen de dood kan zijn, toch wil ik er altijd iets van maken. Voor de nabestaanden. Maar zodra ik weer in m’n auto stap, ben ik het vergeten. Je moet er tegen kunnen. Of ik ooit weleens heb gedacht aan stoppen? Ik kan eigenlijk al met pensioen, maar heb met mijn werkgever afgesproken dat ik doorga tot mijn zeventigste. En als het nog langer kan, zou ik het doen. Als je het geen mooi beroep vindt, dan zou je dat niet zeggen.”
auteur: Alexandra Sweers