Dit interview is eerder gepubliceerd in Vakblad Uitvaart, in juli 2016
Peter van Wijk (42, directeur) is de vierde generatie in het familiebedrijf Van Wijk Uitvaartkisten, dat 91 jaar bestaat en jaarlijks tienduizend uitvaartkisten produceert: ‘Het laatste meubel te mogen maken voor mensen, dat vind ik heel bijzonder’
Hoe ziet uw dagelijks werk eruit?
“Een gemiddelde werkdag is er niet als je onderneemt. Ja, je hebt een agenda maar je kijkt ook telkens wat de dag brengt. Vaak bezoek ik relaties, uitvaartondernemers, en ik heb interne meetings met het productieteam bijvoorbeeld, of met de projectgroep productieploeg Groen, die zich specifiek bezighoudt met de vraag hoe we het proces zo duurzaam mogelijk kunnen maken. Bijvoorbeeld door alle gloei- en buislampen te vervangen door leds. We hebben al een ‘returning energy system’ dat tijdens de gehele productie al ons afval omzet in energie.”
Hoe is het bedrijf ooit begonnen?
“Sinds 1903 werkte mijn overgrootvader Piet van Wijk in een kistenmakerij. Toen de eigenaar daarvan in 1925 met pensioen ging, vroeg hij hem het over te nemen en zo startte Piet zijn eigen onderneming. Ik ben de vierde Van Wijk die het bedrijf bestiert. En de vijfde is er ook al, mijn neef Nathan van 23. Mooi dat het zo in de familie blijft. Ik denk dat je dat niet vaak meer tegenkomt. Dat hoor je vaker niet dan wel tegenwoordig.”
Wat heeft u voor dit werk moeten doen?
“Ik heb een vakopleiding voor meubelmakers gedaan, en eerst in de luxe scheepsinterieurbouw en de winkelinterieurbouw gewerkt om ervaring op te doen. Twintig jaar geleden kwam ik in het bedrijf, begon op de werkvloer en ben doorgegroeid. Als je voor je familie kunt werken, waarom zou je dan ergens anders heen gaan?”
Wat vindt u het mooist aan uw werk?
“Werken met mensen. We zijn hier met 17 mensen en het voelt als één grote familie. Met elkaar ben je verantwoordelijk, en ieder heeft zijn eigen kracht. Het maximale uit iemand halen en mijn passie voor het ambacht overbrengen, dat vind ik mooi. Dat ik nog steeds met hout werk is een grote plus. Ondanks dat ik er niet dagelijks meer mee werk, ben ik blij dat ik het nog elke dag ruik. En soms ga ik ook even aan de slag, om met mijn handen bezig te zijn. Elke boom heeft zijn eigen structuur en tekening die je naar boven haalt. Het lijstwerk monteren, gladschuren, de grepen aanbrengen. Dat is prachtig werk.”
Wat vindt u moeilijk?
“Ik zit niet zo in elkaar dat ik dingen echt moeilijk vind. Natuurlijk, niet alles gaat altijd perfect, maar je probeert het toch voor jezelf en anderen zo makkelijk mogelijk te maken. Ik ben echt een positivist.”
Kijkt u anders naar de dood door dit werk?
“Dat is tweeledig. Omgaan met de dood en het uitvaartkistenvak zijn me met de paplepel ingegoten. Aan tafel werd natuurlijk over het werk gesproken. Maar dat is zakelijk. Vanuit mijn geloof en
levenservaring voel ik dat dit een tussenstation is, dat je voorbereidt op het hiernamaals. Je bent hier als rups en je mag als vlinder verder, en je cocon, dat is je uitvaartkist. Het laatste meubel te
mogen maken voor mensen, dat vind ik heel bijzonder.”
Bestaan er misverstanden over uw werk?
“Nog vaak hoor ik: “Het zijn maar zes planken.” Maar als ik dan mensen heb rondgeleid door onze fabriek, zeggen ze: ‘Jeetje, dat er zo veel komt kijken bij kisten maken.’ En daarom zeggen we
hier al meer dan twintig jaar dat een uitvaartkist zoveel meer is dan zes planken alleen.”
auteur: Tirzah Schnater