Dit interview is eerder gepubliceerd in Vakblad Uitvaart, april 2014
Twan van der Burgt (49) uit Gemert werkt sinds 1998 bij Van der Burgt Gravendienst en Graafwerk als grafdelver.
Hoe ziet uw werkdag eruit?
“Die begint meestal om acht uur met koffie en een werkbespreking. We zijn een familiebedrijf: ik, twee broers, mijn zoon en een jongen die er al van jongs af aan bij is. Daarna gaan we naar de verschillende uitvaarten, op een drukke dag kunnen dat er meer dan tien zijn. ’s Avonds regel ik de aanvragen voor de volgende dag. Soms begint een werkdag ook om vijf uur, bijvoorbeeld bij een opgraving, die we doen in opdracht van justitie, of omdat iemand een verplaatsing wil. Expres zo vroeg, omdat de begraafplaats dan dicht kan blijven. En tot slot doen we ruimingen, zoals binnenkort bij achttien graven van een kloosterorde. De resten daarvan komen straks in één graf te liggen.”
Hoe bent u in deze branche terecht gekomen?
“Gek, mijn broers en ik zijn van huis uit slager, dat deed mijn opa. Maar mijn vader deed het grafdelven naast zijn werk als verpleegkundige en startte er zodoende een bedrijfje in. Wij werkten daar als tieners mee op zaterdag en in 1998 ben ik er in loondienst gegaan. Toen mijn vader met pensioen ging, hebben we het overgenomen. We zijn een hechte familie.”
Welke opleiding/scholing heeft u genoten?
“Voor grafdelver geen. Ik heb er ook nog nooit van gehoord. Vroeger waren het mensen uit het dorp die het erbij deden. Zwaar werk met een schop. Tegenwoordig willen jonge mensen het niet doen, en zo krijgen wij ons werk. We werken door heel Nederland en ook in België.”
Heeft u wel eens gedacht, ik stop ermee?
“Nee, ik moet er niet aan denken. Natuurlijk is het af en toe slecht weer of koud, maar ik houd van mijn werk.” Wat vindt u het moeilijkste aan uw werk? “Uitvaarten van kinderen of extreem jonge mensen. Het komt voor, dat weet je, maar vaak ken je hen of de nabestaanden uit de gemeenschap en dat is zwaar. Dan gaat je verstand op nul en doe je je werk. De volgende dag bespreken we het dan wel samen. We houden ook rekening met elkaar. Mijn zoon heeft net een dochtertje van zeven maanden, die stuur ik niet naar de uitvaart van een baby.”
Wat vindt u het mooiste aan uw werk?
“Je bent altijd buiten aan het werk, het is gevarieerd, en als je het goed doet, kun je voor mensen heel veel betekenen. Soms ben je net een maatschappelijk werker, zoveel verhalen hoor ik van mensen die op de begraafplaatsen komen.”
Als u dit niet zou doen, wat zou u dan willen doen binnen de uitvaartbranche?
“Dan zou ik een steenhouwerij hebben en nog steeds veel buiten werken. Ik vind begraafplaatsen en gedenkstenen prachtig. Er is een begraafplaats in Gent waar ze zelfs liggende mensen uitgehouwen hebben uit natuursteen. Op vakantie ga ik ook altijd even kijken bij de plaatselijke begraafplaats. Laatst nog in New York, vlakbij Ground Zero.”
Bent u door dit werk anders naar de dood gaan kijken?
“Nee. Het is wel makkelijker bespreekbaar geworden. Ik weet bijvoorbeeld precies hoe mijn vrouw haar uitvaart wil, en andersom ook.”
Stel u mag uw eigen opvolger kiezen, wat moet hij/zij kunnen?
“Hij moet mentaal goed in elkaar zitten en respect hebben voor de mens. Het zijn geen aardappels die we aan het rooien zijn. Mijn vader zei altijd: behandel ze alsof het iets van uw eigen is.”
Wat is het grootste misverstand dat over uw werk bestaat?
“Dat er na een paar maanden of een jaar helemaal niks meer over is van iemand. Dat is niet waar, en het is jammer dat sommige begraafplaatsbeheerders dat niet altijd weten, want je schrikt nog wel eens van wat je aantreft. Het is het fijnste voor ons als goed bijgehouden wordt waar geruimd is en waar niet.”
Auteur: Tirzah Schnater