Dit interview is eerder gepubliceerd in Vakblad Uitvaart, in juni 2016
Cees Peeters (69) is docent Nederlands bij Docendo uitvaartopleidingen en werkt als uitvaartverzorger bij Rouwcentrum Rouwenhorst in Apeldoorn. ‘Die spreekbeurt sprak me zo aan’
Hoe bent u in dit werk terechtgekomen?
“Hiervoor werkte ik jaren in het onderwijs. Op een dag hield een meisje de spreekbeurt ‘Wat gebeurt er als je overleden bent?’ Haar moeder werkte in de uitvaart, en dat verhaal sprak me zo aan dat ik met die moeder ben gaan praten, ik een dag mocht meelopen en dat ik uiteindelijk de opleiding aan de Stivu ben gaan doen en via een stage bij Rouwenhorst de overstap heb gemaakt. Toen ik een aantal jaren geleden een advertentie van Docendo zag, heb ik meteen gebeld. Nu kan ik mijn passie voor het leraarschap en voor de uitvaartwereld perfect combineren.”
Hoe ziet uw dagelijks werk eruit?
“Ik geef bij Docendo met name Nederlands. Het is belangrijk dat de studenten goed kunnen spellen en geen fouten maken, want je moet als uitvaartverzorger vaak brieven schrijven, mailen met familie, meedenken bij rouwkaarten. Naast de lessen Nederlands organiseer ik samen met collega Xandra ‘De dag van de Opbaring’ voor algemeen medewerkers. Ze leren daar hoe je respectvol omgaat met iemand die opgebaard wordt, en hoe je daar op een goede manier familieleden bij betrekt. Sommige familieleden durven eerst niet, maar komen als jij bezig bent steeds dichterbij en vragen dan bijvoorbeeld of ze een sok mogen aandoen. Langzamerhand durven ze steeds meer en wordt het voor hen een heel mooie, dierbare ervaring.”
Wat vindt u het mooist?
“Als leraar was ik al een soort vaderfiguur, die rol kan ik nu voor zowel nabestaanden als studenten heel goed vervullen. Je wordt eventjes één van hen, ze vertrouwen je hun verhaal toe. Ik zeg altijd: een uitvaart is een eindpunt, maar ook een startpunt voor de nabestaanden om door te gaan zonder hun geliefde. Het maakt deel uit van de rouwverwerking om het zo waardevol en respectvol mogelijk te maken. Ik had een keer een uitvaart van een man op leeftijd, en zijn vrouw van tachtig, die in een rolstoel zat, kwam na de dienst met haar zoon het uitvaartcentrum uit, waar ze speciaal voor mij opstond om me drie klapzoenen te geven. Het gaat me natuurlijk niet om die zoenen, maar wél om wat daar achter zit.”
Wat vindt u moeilijk aan uw werk?
‘Niet zo veel eigenlijk. Alleen uitvaarten van jonge mensen raken me erg. Ik ben ooit door ouders van een oud-leerlinge van 14 gevraagd om haar uitvaart te verzorgen, en heb ook namens de school een verhaal gedaan. Op een gegeven moment merkte ik dat ik een brok in mijn keel kreeg, toen heb ik om een groot applaus gevraagd voor haar, zodat ik me even om kon draaien.”
Kijkt u anders naar de dood door dit werk?
“Ik ben anders naar het leven gaan kijken. Ik ben nu 69, ik squash nog drie keer in de week, ik zit in twee koren, en ik werk met veel passie in de uitvaartwereld. Bofferd, denk ik dan.”
Wat was u geworden als u dit niet deed?
“Huisarts. Zo eentje die altijd bereikbaar is. Echt een vertrouwenspersoon. Maar ik denk dat mijn vrouw blij is dat ik dat niet geworden ben.”
Bestaan er misverstanden over uw werk?
“Niemand snapte in het begin dat ik in de uitvaart wilde werken. Zoveel verdriet en narigheid. Maar als ik het uitleg, dat ik dichtbij families werk, en dat het soms ook heel positief kan zijn, zeggen ze: echt iets voor jou, Cees.”
auteur: Tirzah Schnater