Door Nicoline Zemering
Het is 21 november 2019. Er branden 1.500 fakkels. Aan het begin van de avond steken ze hoog en fier boven de grafstenen uit. Later, bijna opgebrand, bewegen de vlammen laag bij de grond, deels verscholen achter de monumenten. Het beeld wordt gecompleteerd door vuurpotten en dansende kaarslichtjes in de handen van de duizenden bezoekers. Ze zijn op weg naar het graf van een dierbare. Het is Lichtjesavond op Rhijnhof. Ik zie een familie in een kring rond het graf staan. De armen om elkaar heen. Ze spreken niet. Iedereen is in gedachten bij de overledene. Individueel maar tegelijkertijd samen in gedeelde herinneringen. Samen ook met al die andere nabestaanden, die vanavond aanwezig zijn.
We creëren een open en gastvrije sfeer, waarin mensen in principe hun eigen gang kunnen gaan. Tegelijkertijd bieden we collectieve gedenkplekken en -vormen aan. Bijvoorbeeld voor nabestaanden van overledenen die elders begraven zijn, of die hun lichaam ter beschikking hebben gesteld aan de wetenschap, of van wie de as anoniem is verstrooid. Ook voor die nabestaanden kan een lichtjesavond van ‘levensbelang’ zijn om verlies te verwerken.
Uiteraard zijn er ook plekken van samenkomst, waar mensen iets kunnen eten en drinken. Als vanzelf ontstaan ontmoetingen tussen mensen die elkaar niet kennen, maar wel eenzelfde verlies delen. De naam van de overledene kan ‘onbelast’ worden uitgesproken en gehoord. Een goede lichtjesavond balanceert tussen anoniem kunnen blijven maar ook gezien en gehoord kunnen worden.
Het begon allemaal in 2005 met de allereerste ‘Allerzielen Allicht’ op De Nieuwe Ooster in Amsterdam. Nu, anno 2020, kan geen enkele zichzelf respecterende begraafplaats er eigenlijk nog onderuit om zo’n herinneringsavond te organiseren. Tussen grofweg eind oktober en half december vindt er dan ook een ‘tsunami’ aan lichtjesavonden plaats. De duisternis valt vroeg in. Met de feestdagen voor de deur is er een geïntensiveerde behoefte aan troost na een overlijden. Het idee voor een lichtjesavond ontstond vanuit de eeuwenoude Allerzielenviering op 2 november. Tot op de dag van vandaag herdenken rooms-katholieken wereldwijd op die dag hun overledenen. In de Latijnse landen gebeurt dat zeer uitbundig, waarbij Mexico de kroon spant met de Día de los Muertos. Ze houden luidruchtige feesten op begraafplaatsen. Parades trekken door de straten, waarbij iedereen verkleed gaat als skelet, het symbool voor wedergeboorte.
In het nuchtere Nederland wordt Allerzielen gevierd met een mis, waarin de namen van de overledenen van het afgelopen jaar worden genoemd. Op het kerkhof worden de graven gezegend, die extra verzorgd en versierd zijn. Door de ontkerkelijking verliest de religieuze traditie steeds meer terrein. De oermenselijke behoefte aan rituelen die troost bieden na het overlijden van een dierbare, blijft echter springlevend. Lichtjesavonden voorzien daarin en zelfs voor een veel gevarieerdere groep dan het kerkelijke ritueel dat deed. Zo zien we op Rhijnhof elk jaar meer kinderen en wat is er troostrijker dan kinderen op een begraafplaats? Zij symboliseren het leven dat doorgaat, hoe dan ook. Wat bezoekers ervaren, raakt aan het universele verlangen om de doden te eren en te koesteren en hen bij het leven te betrekken. Of, zoals een bezoeker van een van de eerste lichtjesavonden het omschreef*: ‘De grens tussen de overledenen en de levenden was op die avond heel dun, het gaf een gevoel van eenheid. Ik kreeg het gevoel zelf een beetje op te stijgen met de zielen van de overledenen’. Begraven mag dan steeds minder populair worden, voor het faciliteren van (nieuwe) rituelen is de begraafplaats ‘the place to be’.
(*) Citaat uit: Ida van der Lee, Allerzielen Alom, kunst tot herdenken, Amsterdam, 2008.
Deze column werd gepubliceerd in Vakblad Uitvaart, maart (3/2020).
Nicoline Zemering is directeur van begraafplaats Rhijnhof in Leiden.