Door Nicoline Zemering
Shit, ineens heb ik een behoorlijke hoest onder de leden. Ik neem mijn temperatuur op. Niets aan de hand. Toch? Wel een tijdje in zelfisolatie en thuiswerken. Dat is prima gefaciliteerd. Wat voor de coronacrisis nog ‘moeilijk moeilijk’ was, werd in een middag ict-technisch voor elkaar gebokst. Gelukkig staat op onze begraafplaats eigenlijk alles wel zo’n beetje op de corona-rails. Maar wat hebben we een rollercoaster-achtige periode achter de rug van aanpassingen aan steeds weer nieuwe richtlijnen en regels. Het waarborgen van de veiligheid van nabestaanden en medewerkers stond met stip op nummer één.
Op kantoor heeft dat andere implicaties dan buiten. Een aantal van de niet meer zo piepjonge maar sterke, hardwerkende, altijd-een-oplossing-bij-de-hand-hebbende buitenboys blijkt tot de kwetsbare risicogroep te behoren. Dat brengt extra zorgen met zich mee, want een graf graven doe je toch echt met z’n tweeën. Voor andere werkzaamheden waarbij 1,5 meter afstand niet mogelijk is, zijn alternatieven gevonden. Zo kunnen onze voorlopers niet meer helpen bij het plaatsen van de kist op het graf. Gelukkig nemen de weinig risico lopende studenten-dragers deze taak nu standaard op hun zorgeloze schouders.
Maar toch. Wat waren we bij tijd en wijle moe. Van dat aanpassen. Van de ongerustheid over eigen en andermans gezondheid. De angst nestelde zich in ieder van ons. Angst is geen goede raadgever. Of zoals de Vlaamse rouwdeskundige Manu Keirse zegt: ‘Angst is de motor die je van weten naar ontkenning brengt.’ Dat willen we niet. We willen het coronabeest in de bek kijken. Het lukt inmiddels redelijk om de angst te overwinnen. Ook omdat het schrikbeeld uit het Europese zuiden tot nu toe een ver-van-mijnbedshow bleef. En wat anders was, werd het nieuwe normaal. Rouwende mensen die elkaar troosten met indringende blikken en gebaren. Hand op het hart. Armen in een lege cirkel voor het naar contact hunkerende lijf.
Hoe vertrouwd is dat inmiddels al? Het geeft rust om na te denken over straks. Wat kunnen we doen om de rouwverarming om te zetten in rouwverrijking? Wat hebben we de nabestaanden te bieden, straks, als het weer kan? Ik zie een extra dimensie van verdriet en machteloosheid bij nabestaanden. De pijn van het schuldgevoel snijdt door hun ziel. Sommigen konden die laatste weken de zieke en stervende niet nabij zijn. Ineens moeten ze kiezen wie wel en wie niet bij de uitvaart kan zijn. Of ze moeten om gezondheidsredenen zelf thuisblijven. Een wrang neveneffect van de coronacrisis is dat de noodzaak van een volwaardig rouwproces breed onder de aandacht is gekomen.
Niemand kan er meer omheen: een gemankeerde uitvaart slaat diepe wonden. De week dat ik thuiszit, maalt er van alles door mijn hoofd. Op begraafplaatsen is voldoende ruimte voor een inhaalherdenking die anderhalvemetersamenleving-proof is. Laten we een nationale nabestaandendag organiseren. Laat de dichter des vaderlands een gedicht schrijven, dat we overal tegelijk voordragen op de duizenden begraafplaatsen die ons land rijk is. Of we zingen met z’n allen You’ll Never Walk Alone. We geven iedere bezoeker een vergeet-me-nietje voor op het (urnen)graf of de plek waar de as is verstrooid. We laten lange tafels aanrukken met lekkers erop, waaraan bezoekers kunnen verpozen en hun ervaringen delen. Nabestaanden kunnen op 1,5 meter van elkaar met een lint of touw een levenslijn vormen van graf naar graf. Laten we Manu Keirse vragen om concrete tips voor rouwen na een ‘corona-uitvaart’ en die uitdelen. Van die dingen. Straks … straks.
Deze column werd gepubliceerd in Vakblad Uitvaart, juni (6/2020).
Nicoline Zemering is directeur van begraafplaats Rhijnhof in Leiden.