Door Ger Thonen
De drie volwassen neven van mij konden geen kant op: in de blauwe map van hun ouders, die enkele weken na elkaar stierven, stond tot achter de komma hoe hun uitvaarten moesten verlopen. Zelfs alle teksten waren voorgeschreven, letterlijk. Van arren moede hebben de jongemannen het maar dubbel gedaan: eerst een afscheid volgens de blauwe map, toen een afscheid op een andere locatie die voor hen wél goed voelde en goed werkte.
In februari begon SIRE een campagne om ons allen te stimuleren meer en beter over de dood te praten. De dood is nu eenmaal geen makkelijk gespreksonderwerp. De dood is nooit doodgewoon, is altijd bijzonder. Het is een gebeurtenis die voor de mens die sterft en de directe omgeving zo ingrijpend is, dat ons verstand tekortschiet om het te bevatten. We zoeken dan ook naar houvast om het er wél over te kunnen hebben. En dat is lastig, want in veel kringen komen we een hardnekkig bijgeloof tegen dat over de dood praten die dood dichterbij brengt, als het ware uitlokt om eerder te arriveren dan oorspronkelijk gepland.
Maar zelfs als er bereidheid is om erover te praten, dan staan we nog met de mond vol tanden. Weinigen kunnen er zo goed over praten en schrijven als Jan Rot, in zijn wekelijkse krantencolumn. Hij heeft nog enkele maanden te leven en dat resterende stukje leven kent zowel afgrijselijkheid als toch ook schoonheid.
We zoeken dus houvast. En dat doen we bijna allemaal op dezelfde manier: we maken lijstjes. We bespreken feiten en feitjes en in een fraai boekje, bij elke uitvaartverzorger te krijgen, gaan we onze wensen vastleggen.
Maar dat doen we meestal volkomen verkeerd. Want wat blijkt? Degenen die met mij aan tafel zitten om de inhoud en vorm van de afscheidsdienst te realiseren, die missen compleet het woord ‘wensen’ en zien alleen maar dat ze zijn vastgelegd. Zij voelen zichzelf ook vastgelegd. Dus de overledene hield van opera? Kan niet bommen of de hele familie er een bloedhekel aan heeft, we gaan het doen, want zo is het vastgelegd. Al die lijstjes en zogenoemde wensenboekjes schieten zo hun doel voorbij: ze bieden geen houvast, maar zijn een keurslijf. De blauwe map die mijn neven aan de ketting legde. Zo moet het dus niet.
Hoe het wél kan, leren we van een film. U kent ’m wellicht: Pirates of the Caribbean. In een scène vraagt Jack Sparrow (sorry, kapitein Jack Sparrow): Wat is er gebeurd met de piratenwet die stelt dat je een gewonde kameraad aan zijn lot overlaat? Hem hebben de andere piraten immers wél gered. Nou, zegt zijn verlegen stuurman, ‘wet, wet, het zijn meer richtlijnen’.
Als we anders met wensen om willen gaan, moeten we wel een vraag aan de orde durven stellen. Die vraag is: van wie is de uitvaart? En het antwoord is maar half goed als het luidt: van de overledene, die vertrekt immers, verandert van levend naar dood. De andere helft van het antwoord is even belangrijk, misschien wel belangrijker: de uitvaart is van degenen die uitzwaaien. Want ook zij veranderen. We hebben er zelfs speciale woorden voor in onze taal: weduwe, weduwnaar, wees.
Dus wensen van de stervende mens inventariseren? Prima. Het vervullen van een deel van die wensen, ook prima. Als het dwingelandij wordt, dan is het niet prima. Dus ‘richtlijnen’, géén wet, en al zeker geen dwingende blauwe map.
Deze column werd gepubliceerd in Vakblad Uitvaart, april (3/2022).
Ger Thonen is ritueelbegeleider en voorzitter van de Landelijke Beroepsvereniging van Ritueelbegeleiders.