Door Nicoline Zemering
Dagen, soms weken moesten Oekraïense nabestaanden wachten, voordat ze hun omgekomen familieleden konden (her)begraven. Ze zochten naar hun dierbare in massagraven. Sommige lichamen waren als vuilnis bij elkaar in een kuil gegooid. Of ze vonden hun geliefde terug in een tijdelijk graf in een berm langs de kant van de weg. Zonder kist, gewikkeld in dekens en kleden. Snel onder de aarde gestopt, zonder enige ceremonie.
Op het moment dat ik deze column ga schrijven staan de beelden van de lijken in Boetsja op mijn netvlies gegrift. Het voorstadje van Kyiv, waar de inwoners nog maar zo kort geleden een heel normaal leven leidden. Ze gingen naar werk en naar school. Ze deden een drankje met vrienden. Maakten ruzie en legden het weer bij. Ze werden verliefd en voelden vlinders in hun buik. Nu liggen een aantal van die gewone mensen – mensen zoals jij en ik – dood in de Jablonska-straat.
Een detailfoto maakt onuitwisbare indruk: een hand bevuild met zwarte aarde; gekromde vingers met zorgvuldig gelakte vuurrode nagels, op eentje na, die gebroken en blank is. ‘Dit is in scène gezet’, claimen de Russen, terwijl een analyse van satellietbeelden door The New York Times aantoont dat zeker elf burgerslachtoffers daar weken hebben gelegen. Weken! Op precies die plek, in precies die houding. Ik denk aan de nabestaanden. Wisten zij dat hun geliefde daar lag? Ik vrees van wel, als ik de reportage van Nieuwsuur-verslaggever Gert-Jan Dennekamp bekijk. In het dorp Staryi Bykiv konden nabestaanden ruim een week lang niet naar de lichamen van zes vermoorde mannen. ‘De mensen hebben moeten smeken hun doden te mogen begraven’, vertelt Dennekamp. Na acht dagen en met gevaar voor eigen leven lukte dat alsnog. ‘Er reden continu tanks en pantserwagens. We knielden langs de weg om niet beschoten te worden, zodat we hun lijken konden ophalen en begraven’, vertelt Lesja Nizjnyk, echtgenote van Alexander, die een dag na zijn executie 39 jaar geworden zou zijn. De doden is ook na hun begrafenis geen eeuwige rust gegund. Zodra de Russen zich hebben teruggetrokken is de Oekraïense justitie ter plekke om een onderzoek in te stellen. Ze graven de mannen op om nauwkeurig vast te stellen hoe ze zijn omgekomen. ‘Ik had liever niet gehad dat zijn graf verstoord was, maar het moet. Ik wil ook dood. Ik wil bij hem zijn’, hoor ik Lesja zeggen. Ik zou haar willen omhelzen.
Ook de mensen in Boetsja en de nabestaanden van de slachtoffers in de massagraven moesten het (her) begraven uitstellen totdat forensisch onderzoek was afgerond. Sporen moesten worden veiliggesteld om massamoord en oorlogsmisdaden te kunnen bewijzen. Ook de nabestaanden willen natuurlijk dat de verantwoordelijken ooit kunnen worden vervolgd. Dus moesten ze de existentiële drang nog even onderdrukken om hun dierbare zo snel mogelijk een eervolle laatste rustplaats te geven.
We weten allemaal wat een gemankeerd afscheid voor gevolgen heeft voor het rouwproces. Zeker na onze ervaringen in coronatijd. Ouderen die eenzaam stierven zonder hun familie. Uitvaarten met slechts een handjevol nabestaanden. Bij het zien van de beelden uit Oekraïne voel ik van alles, maar ook diepe dankbaarheid dat wij in alle vrijheid liefdevol en respectvol afscheid kunnen nemen en onze uitvaarten naar eigen wens kunnen vormgeven. Met champagne of koffie met cake. Met kerkdienst of knalfeest. In kleine kring of met z’n honderden. Dankbaar ben ik dat ik daar een steentje aan kan bijdragen.
Deze column werd gepubliceerd in Vakblad Uitvaart, juni (5/2022).
Nicoline Zemering is directeur van begraafplaats Rhijnhof in Leiden.