Door Pieter Koster
Soms kom je dat tegen, een lexicale innovatie, een nieuw gevormd woord. ‘Deeltijdsubsidie’ is voor mij zo’n woord. Ik kwam het tegen in een
discussie over deeltijdwerk.
Bekend is dat iemand die in deeltijd werkt, minder belasting betaalt dan een voltijder. Onlangs heb ik een rekenmodel gemaakt van een man en vrouw met twee kinderen waarvan de man éénverdiener is met 50.000 euro bruto inkomen. De man en vrouw besluiten om in deeltijd te werken. Ze verdienen daarna elk 25.000 bruto. Het netto besteedbaar inkomen stijgt bij deze verdeling met ruim 10.000 euro!
Tijdens de recente Algemene Financiële Beschouwingen in de Tweede Kamer waren er diverse Kamerleden die aan dit onderwerp aandacht wilden besteden. Een Kamerlid rekende voor dat als iemand een middeninkomen heeft en meer gaat verdienen, diegene hier maar 13 procent van overhoudt. Dus van de 1.000 euro bruto blijft maar 130 euro aan netto besteedbaar inkomen over. Het is daarom niet verbazingwekkend dat de animo om extra te gaan werken laag is.
De Tweede Kamer is al jaren bekend met dit probleem en het probleem wordt groter. De genoemde rekenvoorbeelden lijken onlogisch. Maar het gaat niet alleen om de loon- of inkomstenbelasting. Immers, bij een inkomen tot ruim 69.000 euro bedraagt het tarief van de inkomstenbelasting 37 procent en daarboven 49,5 procent. De scheefgroei wordt veroorzaakt doordat twee systemen elkaar versterken. Het systeem van heffingskortingen en het systeem van de toeslagen waarop mensen met een laag inkomen recht hebben.
De belastingkortingen zijn ooit bedacht om ervoor te zorgen dat de allerlaagste inkomens onder aan de streep (vrijwel) geen belastingen betalen. De belangrijkste belastingkortingen zijn de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. De afbouw van deze belastingkortingen neemt rap toe als het inkomen stijgt. Daar bovenop komt het verlies aan toeslagen, zoals de huurtoeslag, kindgebonden budget, zorgtoeslag en kinderopvangtoeslag. Deze toeslagen worden snel minder als het inkomen stijgt. Dit is volgens velen de belangrijkste reden dat de Nederlander zoveel in deeltijd blijft werken.
Bijna de helft van de Nederlanders werkt in deeltijd. Nederland is hiermee koploper in Europa. Vier dagen werken – en soms minder – is de norm. De inkomsten van de vijfde dag vloeien grotendeels in de schatkist. Daartegenover staat dat er een groot tekort is aan arbeidskrachten. Bijna alle sectoren hebben een groot tekort aan vakbekwame mensen. Bijkomend probleem is dat de werkdruk voor de werkenden toeneemt door het tekort aan handjes. En deze werkdruk kan ook weer andere problemen veroorzaken, zoals werkstress of burn-out.
De politiek bedenkt van alles om hier een oplossing voor te vinden. De oplossing is niet eenvoudig. De Belastingdienst heeft al grote problemen en kan de uitvoering van ingewikkelde oplossingen niet aan. De politiek is ideologisch verdeeld, een oplossing voor de deeltijdsubsidie is niet in zicht. De heer Marnix van Rij, staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst, merkte aan het slot van de Algemene Financiële Beschouwingen veelzeggend op: “We zien het probleem, en we komen er bij u op terug.”
Deze column werd gepubliceerd in Vakblad Uitvaart, oktober/november (8/2022).
Pieter Koster is belastingadviseur bij Profinis Accountants & Adviseurs te Urk.