Door Nicoline Zemering
Het is een uurtje of half zeven en ik keer terug van een borrel bij een van onze begraafplaatsburen. Ze wonen in de voormalige Oranjerie van het voorname Huize Rhijnhof uit 1777. Tot op de dag van vandaag staan deze historische gebouwen prachtig te pronken aan de Oude Rhijnhofweg. Ik loop via de oorspronkelijke ingang over de hoofdlaan terug naar mijn kantoor. Dit oudste deel van de begraafplaats was ooit de tuin van de historische buitenplaats. Centraal ligt een grote vijver met eromheen kronkelige paadjes in Engelse landschapsstijl. In de loop der eeuwen maakte menig bewoner hier een kuiertje, gekleed in oncomfortabele kleding, zoals ‘vadermoordenaar’ en korset. Of ze vonden verpozing in een boottochtje op het water. Vanaf een idyllisch bruggetje van boomstammetjes keken de ouderen toe hoe de jongeren zich vermaakten. Vergeelde foto’s herinneren daaraan. In de winter woonden de eigenaar en zijn familie in de stad. Zomer en herfst bracht men door op het buiten. Ik zie ze voor me, terwijl ik daar loop.
Op dit gedeelte van de begraafplaats, dat we toepasselijk ‘Buitenplaats’ noemen, is geen grafmonument te zien. Ik ben helemaal in mijn eentje. De begraafplaats is gesloten en het enige dat ik hoor is het ruisen van de wind, het ritselen van de bladeren en het fluiten van de vele vogels. Het heeft een beetje gemiezerd. Het ruik zoals alleen een nat park ruiken kan. Druppels glinsteren op bladeren en bloemen. Het gras staat hoog.
Ik maak een rondgang langs onze bloemenweide. Een paar jaar geleden is dit veld, dat we voorlopig niet nodig hebben voor graven, ingezaaid met een bloemenweidemengsel. Ik zie duizendblad, slangenkruid, boerenwormkruid, oostelijk kruiskruid vol smullende rupsen. En teunisbloemen waarvan de gele bloemen zich rond deze tijd van de dag één voor één openen. Het is een eldorado voor insecten, die zoemend hun weg vinden van bloem naar bloem. De bloemenweide past naadloos in het nieuwe beheer dat we hebben ingezet op Rhijnhof. Het is gericht op het vergroten van biodiversiteit. Om een voorbeeld te geven: in vroeger tijden werd de oude hoofdlaan aan weerszijden geflankeerd door een statige aaneengesloten bomenrij, tegenwoordig is het een gemutileerd geheel met wat heesters en hier en daar een boom. Dit najaar gaan we de laan in oude glorie herstellen, maar wel op een eigentijdse wijze.
Een paar jaar geleden nog zouden de bestaande bomen zijn gekapt en zou een uniforme eiken- of lindelaan zijn aangeplant. Nu blijven de oudjes staan en krijgen ze gezelschap van jonkies in verschillende soorten. Daardoor wordt een veel biodiverser eindresultaat bereikt. We zorgen er ook voor dat in de herfst de afgevallen bladeren een tijdje rondom de boomstammen kunnen blijven liggen. Het is natuurlijke voeding voor de bomen. Voor het gras tussen de bomen kiezen we een bloemrijk mengsel. We laten het welig tieren in plaats van het elke week af te maaien. Daarmee creëren we een gunstige biotoop voor insecten, die ons hopelijk gaan helpen bij het bestrijden van de eikenprocessierupsen, die tot op Rhijnhof zijn opgerukt. Begraafplaatsen kunnen zo bijdragen aan de ‘levensbelangrijke’ gezondheid van ons ecosysteem. Met het dalend aantal begrafenissen kan het voor het voortbestaan van begraafplaatsen interessant zijn om de groenfunctie uit te bouwen en uit te dragen. Los van nut en noodzaak: mijn wandeling is een gevalletje ‘Domweg gelukkig op Rhijnhof’. Ik ben mindful in het moment. Dat gun ik iedereen.
Deze column werd gepubliceerd in Vakblad Uitvaart, oktober (9/2020).
Nicoline Zemering is directeur van begraafplaats Rhijnhof in Leiden.