Door Nicoline Zemering
Een dierbare wordt gecremeerd, de as gaat in een blik en staat minimaal dertig dagen in een ‘algemene nis’. Nabestaanden hebben geen toegang tot de as. Begrijpelijk, want de ‘bewaarruimte’ is veelal niet meer dan een werkruimte met stellingkasten van Ikea.
Na die 30 dagen zijn er tig mogelijkheden om iets met de as te doen. Er is sprake van een ware asbestemmingsindustrie met vele aanbieders. Googel op ‘asbestemming’ en er verschijnen maar liefst 71.500 hits. Crematoria, uitvaartondernemers, steenhouwers, (web) winkels en – last but not least – ook begraafplaatsen verdringen zich om de consument te verleiden tot de aanschaf van sierurnen, assieraden, asbeelden, urnengraven, columbariumnissen, asvogelhuisjes, herinneringsbankjes, verstrooiing op weides, op zee of met een ballon.
Gevalletje keuzestress voor de nabestaanden. Maar wat kiezen ze eigenlijk en krijgen ze wel de volledige waaier aan mogelijkheden voorgeschoteld?
Cijfers over asbestemmingskeuzen zijn niet zo een-twee-drie te vinden, maar een substantieel deel van de nabestaanden kiest ongetwijfeld voor de opties die zijn inbegrepen in het crematietarief. Aan andere mogelijkheden hangt een prijskaartje.
Met name crematoria hebben rechtstreeks toegang tot nabestaanden om hun aanbod aan lucratieve asbestemmingen over de bühne te brengen. Een aantal weken na de crematie wordt een askeuzeformulier verstuurd, inclusief links naar de eigen website en de eigen urnengalerij, binnencolumbaria, urnenzuilen en overige herinneringsproducten.
Ook uitvaartondernemers pikken een graantje mee. Sommige verzorgen standaard de askeuze-afhandeling in opdracht van de nabestaande. Ze besparen hun klanten een extra (emotionele) gang naar het crematorium. In hun rouwcentrum hebben ze een bewaarruimte voor asbussen als service voor wie langer wil nadenken over de uiteindelijke asbestemming. Aan nabestaanden wordt de gelegenheid geboden om op het gemak een kijkje te nemen in de asbestemmingen-nering van de uitvaartondernemer. Het ligt in de aard van de uitvaartonderneming om te ontzorgen, maar uiteraard spelen ook commerciële belangen mee.
En hoeveel uitvaartondernemingen hebben niet een ‘huissteenhouwer’, die de beschikking krijgt over contactgegevens. Evenals begraafplaatsen lijden ook steenhouwers onder het afnemend aantal begrafenissen. De verkoop van grafmonumenten daalt navenant. Niet verwonderlijk dat in hun showrooms tegenwoordig veel ruimte is ingeruimd voor asbestemmingen.
Zo hebben velen in de uitvaartbranche directe toegang tot nabestaanden. Begraafplaatsen hebben dat niet
of in veel mindere mate. Terwijl voor de zieltogende begraafplaatsen elke asbestemming van harte welkom is om de exploitatie nog enigszins kostendekkend te kunnen houden.
Begraafplaatsen moeten natuurlijk wel voor USP’s zorgen. Tijdens een rondje ‘gluren bij de buren’ kwam ik menige asbestemming tegen waar ik dolenthousiast van werd. Juist omdat er minder wordt begraven, is er ruimte om flink uit te pakken. Elk nadeel heeft zijn voordeel en de tijd van obligate honingraatnissen is definitief voorbij.
Tot slot. Wat gaat er veranderen als de as meteen na een crematie wordt vrijgegeven, zoals voorgesteld
in de initiatiefnota Naar een moderne Uitvaartwet? Waarom bijvoorbeeld geen ‘algemene nis’ inrichten op begraafplaatsen? Eén die openbaar toegankelijk is en waar familie, vrienden en collega’s gedurende een bepaalde periode de as vanaf dag één na de crematie kunnen ‘bezoeken’; juist in de voor de rouwverwerking zo cruciale periode vlak na het overlijden. Maak vooral optimaal gebruik van de troostende groene uitstraling die op menig begraafplaats ‘van nature’ aanwezig is. Het aanbod aan asbestemmingsmogelijkheden op begraafplaatsen krijgt dan vanzelf de aandacht die het verdient. Dat is echt zo gek nog niet, want het is in ieders (milieu)belang dat (groene) begraafplaatsen blijven
bestaan.
Deze column werd gepubliceerd in Vakblad Uitvaart, december (11/2019).
Nicoline Zemering is directeur van begraafplaats Rhijnhof in Leiden.