Door Ger Thonen
Ik ben een verhalenverteller. En ik ben een verhalenluisteraar. Net als de uitvaartverzorger heb ik een resultaatverplichting: er moet een uitvaart komen met daarin een afscheidsdienst. En die dienst is mijn pakkie-an.
Wat ik sinds corona veel meer terughoor, en dat is echt anders dan voorheen, is dat ze mij weliswaar bedanken voor de dienst, maar vaker en uitvoeriger voor het gesprek en de begeleiding gedurende die week. En dat is eigenlijk wel mooi, dat corona mij en ons allemaal leert: er is behoefte aan een luisterend oor. Want hoe mooi ik de dienst ook in elkaar zet, als het verhaal niet verteld kan worden, als er geen verhalenluisteraar is, dan blijft er bij de familie toch iets knagen.
Waarover vertellen ze mij dan? Het gaat over ziekenhuizen, hospices en verpleeghuizen, over personeel als maanmannetjes en familiebezoek met mondkapjes. Ik krijg nogal eens een enorme lading frustratie over mij heen. Prima, het zit ook diep.
Als de uitvaartverzorger mij of een van mijn collegaritueelbegeleiders inschakelt, dan geeft dat aan alle kanten ruimte. De familie heeft nu iemand waar ze ongestoord uren tegenaan kunnen praten, of het nu direct nut heeft voor de uitvaart of niet. De ritueelbegeleider heeft en maakt daar tijd voor.
Het geeft ruimte aan de uitvaartverzorger, want die kan zich concentreren op de kern van haar of zijn werk: het in elkaar sleutelen van de uitvaart. Ik heb de ruimte om te luisteren, want de uitvaartverzorger is geweest. Die heeft al van alles geregeld, waarvoor hartelijk dank. Ik kan dat lange gesprek voeren. Naast de resultaatverplichting zou er ook een luisterverplichting moeten zijn.
Als de uitvaartverzorger mij niet inschakelt, dan is natuurlijk die behoefte bij de familie om hun verhaal te kunnen doen er nog steeds. Het is te hopen dat de uitvaartverzorger daar dan tijd voor
kan en wil maken. Ik hoor nogal eens van families terug dat ze daar niet tevreden over zijn. Over de uitvaartverzorger heb ik al meerdere keren moeten aanhoren: “We weten dat u net 10 seconden binnen bent en er ook niks aan kan doen, maar uw collega …” Ik stond toch al in luisterstand, dus dat kan er ook nog wel bij. Maar waarde collega’s, neem toch echt die tijd! Want al komt er een dag later een luisterend oor, het verhaal moet eruit!
Luisteren naar verhalen over ziek zijn en bang zijn en besmet zijn. Ik begin altijd met de vraag: ‘Hoe is het met u?’ Of jullie, al naar gelang. Het antwoord is heel soms: “Ja, wat denkt u?” maar meestal is het uitgebreider. Dat antwoord kan wel eens anderhalf uur duren. En dan blijft mijn schrijfblok dicht, mijn vulpen ligt stil. Het zijn daardoor gesprekken van wel drie tot drieënhalf uur. Steeds vaker kom ik ook nog een keer terug.
En dat kan niet zoals ‘vroeger’ met een hele familie van meer dan tien mensen. Maar de grenzen van nu zijn volstrekt onwerkbaar. Ik praat met de weduwe en drie kinderen. Mag niet, te veel. En wie, geachte lezer, gaan we dan wegsturen? En denkt u nu echt dat je zo’n inhoudelijk gesprek kunt voeren via Zoom, Teams of hoe het ook heten mag? Een weduwe van 86 die niet goed hoort en ziet?
Dus ik zit met mijn schrijfblok in een fauteuil. In de zithoek, ver uit elkaar. Als verhalenverteller, maar vooral en vooreerst als verhalenluisteraar. •
Deze column werd gepubliceerd in Vakblad Uitvaart, november (10/2020).
Ger Thonen is ritueelbegeleider en voorzitter van de Landelijke Beroepsvereniging van Ritueelbegeleiders.