Door Ger Thonen
In de dagen die liggen tussen mijn ontmoeting met een familie en de dag van de uitvaart verstrijkt een tijd die ondanks de droeve omstandigheden een goede week zou mogen heten. Die week is in de regel ook net zo vol als de Goede Week in het (vooral katholieke) kerkelijke jaar, de week voor de begrafenis van Jezus. Een deel van de voorbereiding van de afscheidsdienst neem ik voor mijn rekening. Maar het doet mij altijd veel deugd als familieleden of anderen uit de wijdere kring van nabestaanden zelf iets doen.
De afscheidsdienst groeit in die dagen, maar de mensen zelf groeien ook.
Zo zei laatst de dochter van de overleden mevrouw: ‘Ik denk niet dat ik iets kan schrijven. En iets voorlezen al helemaal niet, dan gaat mijn faalangst opspelen.’ Uiteraard respecteer ik dat, maar uit ervaring weet ik dat het gemoed op de dag van het gesprek vaak somberder is dan op de dag van afscheid. Mij leek het juist heilzaam voor haar om onder woorden te brengen wat haar moeder voor haar had betekend en welke herinneringen zij graag wilde bewaren.
Zij is toch gaan schrijven, kwam twee dagen later met een heel persoonlijke tekst waar ik niets aan heb veranderd – ik ben sowieso uiterst terughoudend daarin – en op de dag van de uitvaart zei ze kort voor de dienst: ‘Ik ga het toch zelf voorlezen.’ We hadden wél een afspraak: wanneer ik haar zou aankondigen, zou ik haar aankijken. Dan zou ze mij laten zien of ze inderdaad naar voren wilde komen. En ja hoor, dat wilde ze. Ze deed het goed in allerlei opzichten: goed voor haarzelf, goed voor haar moeder, goed voor alle aanwezigen, die het helder konden verstaan en haar heel sterk vonden. Ze was gegroeid en daar was ze zelf nog het meest verbaasd over.
Haar vader, de weduwnaar, was geen man van woorden, hij werkte met zijn handen. Maar hij had in de loop van hun vele jaren samen veel foto’s gemaakt van zijn vrouw. Toch was er aarzeling of er wel genoeg geschikte foto’s waren om te delen met iedereen. Nou, dat bleek reuze mee te vallen. Het deed hem goed dat hij via de foto’s met zijn dochter half vergeten verhalen weer boven water kreeg. Ook hij groeide.
De uitvaart is een unieke gelegenheid voor anderen om het leven van de gestorvene nog eens langs te lopen en te bedenken wat je daarvan als ‘immaterieel erfgoed’ wilt meenemen voor de rest van jóuw leven. En dan is het mooi om van jezelf te weten: ik heb een goed aandeel gehad in het afscheid. Want ook díe ervaring neem je mee.
Het is natuurlijk niet altijd probleemloos. Soms wil iemand uit de kring van vrienden of familie wel héél graag het woord nemen. Zo’n beetje als een Italiaan die zijn toespraak begint met ‘Due parole’. Dan weet je: het worden er gegarandeerd véél meer dan die twee woorden. Ik spreek dan met het gezin af: de sprekers krijgen een limiet opgelegd en ik bewaak die. Zo nodig grijp ik in, tevoren, in die ‘goede week’. En dan is het wel fijn om een mailtje te krijgen bij de (derde) ingekorte versie: ‘Mijn toespraak is een stuk beter geworden.’ Ja, precies!
Vaak is wat ik doe vooral het weerstaan van de verleiding om het zelf te schrijven, om het zelf te arrangeren. Nee, loslaten en niet meer en niet minder doen dan een veilige bedding bieden waarbinnen dat mag gebeuren, waarbinnen mensen mogen en kunnen groeien.
Deze column werd gepubliceerd in Vakblad Uitvaart, april (3/2022).
Ger Thonen is ritueelbegeleider en voorzitter van de Landelijke Beroepsvereniging van Ritueelbegeleiders.