Dit interview is eerder gepubliceerd in Vakblad Uitvaart van mei 2018.
Met zijn elektronicaopleiding op de technische school heeft hij nooit iets gedaan. Kor Adema (51) wilde liever ‘iets verzorgends’ doen. Het werd postmortale zorg, de laatste zorg die je een mens kunt geven. ‘Dat is zo mooi en zo waardevol.’
“Dit is echt een vak waarop je niet uitgekeken raakt. Ik werk in verpleeghuis en ziekenhuismortuaria in Amersfoort, Blaricum, Harderwijk, Lelystad en Hilversum. Meestal halen wij de overledene van de afdeling op. Alleen in Harderwijk brengt de verpleging iemand zelf weg. De laatste zorg bestaat uit noodzakelijke en wenselijke zorg. Noodzakelijk is bijvoorbeeld het infuus verwijderen en iemand ‘lekdicht’ maken. Wenselijk is bijvoorbeeld scheren, haren wassen en kleden. Na de zorg zie je goed hoe verzorgd en rustig iemand er dan bijligt. Daar doe je het voor.
Niemand ligt trouwens naakt; de overledene krijgt minstens een schoon operatiekamerjasje aan, als er geen schone kleren zijn. Na de laatste zorg gaat het lichaam met een laken erover de koeling in totdat de overledene door familie of de uitvaartondernemer wordt opgehaald. Een ander misverstand is dat mensen weleens denken of bang zijn dat ledematen worden gebroken om in de kist te passen. Dat is onzin: kisten zijn er in alle soorten en maten. Laatste zorg verlenen we altijd met respect en toewijding. Een overledene is ook een mens.
Hiervoor werkte ik vijftien jaar bij het mortuarium Schiphol; vooral repatriëringen van en naar het buitenland. Ik was toe aan iets anders en heb een half jaar geleden deze overstap kunnen maken. In dit werk moet je wel tegen verdriet kunnen. Maar als je ziet en ervaart wat je kunt doen en betekenen met dit werk,dan geeft dat zoveel voldoening. Je bent op een intens moment betrokken. Soms is het lastig aftasten met wat voor een familie je van doen hebt. De een is verdrietig, de ander wil praten, weer een ander is stil. Je moet je goed kunnen inleven en je afvragen: hoe zou ik het zelf willen? Steeds vaker kiezen nabestaanden ervoor de laatste zorg samen te doen. Heel goed voor de rouwverwerking. Dat ik alleen in woorden hoefde te helpen, is één keer voorgekomen.
Eerst heb ik nog een tijdje in de zorg gewerkt. Toen mijn moeder overleed en ik zelf meemaakte hoe mooi en waardevol deze zorg is, heb ik de knoop doorgehakt. Ik heb het vak in de praktijk geleerd bij PC Coöperatieve. Ik heb ook nog een tijdje als uitvaartleider in opleiding gewerkt bij een andere uitvaartverzorger maar ik wilde liever achter de schermen. Ik werk veel alleen. De meldkamer laat weten als er een overledenemelding ergens is en dan ga ik naar die locatie. Soms is de eerste aanblik naar, maar ik kan daar goed mee omgaan. Dat is een gave die je niet kunt leren. Dat kun je of dat kun je niet. Verder moet je in dit werk goed kunnen plannen en prioriteiten stellen. De twee overledenen die hier gisteren binnenkwamen, zijn vanochtend alweer opgehaald. Fysiek kan het weleens zwaar zijn; een goeie tiltechniek maakt veel verschil.
Dit werk heeft mijn kijk op de dood niet veranderd. Het overlijden van mijn moeder destijds wel. Ik voelde heel sterk dat de dood niet het complete einde betekent. Er is daar ergens nog iets van leven. Hoewel ik het toch bijna dagelijks meemaak, realiseer je je niet vaak genoeg dat het leven zomaar afgelopen kan zijn. En dat je dus aandacht moet geven en tijd moet besteden aan dat wat ertoe doet: familie en vrienden. Met dit werk zie je wel dat het leven niet zo gewoon is.”
Auteur: Miriam Vijge