Ik word wakker en het eerste wat ik denk is ‘de toekomst van de begraafplaats…. oh nee, De begraafplaats van de toekomst’. Het is de titel van het rapport dat op mijn nachtkastje ligt.
Mijn ontwakende brein mijmert nog wat over de volgorde van de sleutelwoorden ‘begraafplaats’ en ‘toekomst’. En associeert over de combinatie van die twee woorden. De toekomst van ieders stoffelijk overschot is toch of een plekje op een begraafplaats, of het gaat de crematieoven in om vervolgens als as in een urn of op een strooiveld te belanden. Tot stof zult gij wederkeren. De wekker gaat voor de tweede keer. Tijd om op te staan. Aankleden en aan de slag in het heden op ‘mijn’ begraafplaats.
Gedurende de dag laat het me niet los, het rapport dat bureau MORBidee schreef in opdracht van de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen met de veelzeggende ondertitel Van hoofd naar hart. De samenstellers onderzochten ‘… hoe begraafplaatsen er over een aantal decennia idealiter uitzien.’ Lopend over Rhijnhof zie ik ineens een grasveld speciaal bestemd voor begraven in een ‘levende kist’: Vervaardigd van mycelium, het wortelnetwerk van paddenstoelen, en biologisch afbreekbaar in 45 dagen. Hier geen monumenten op het graf, maar grassen en bloemen die meedeinen in de wind. Ik zie een ceremonie aan een graf, waarbij de overledene als hologram aanwezig is en de afscheidswoorden liefdevol aanhoort. De nabestaanden zien er prachtig uit. De dood van hun geliefde is niet onverwacht en als voorbereiding op de uitvaart hebben ze zich laten inspireren door de modeshow ‘Zwart: niet omdat het moet, maar omdat het mag’ waarbij de grindpaden van onze begraafplaats als catwalk dienden. Uit de foodtruck die klaarstaat om de gasten na afloop van fingerfood te voorzien, komen heerlijke geuren. Even verderop zie ik humanisatieheuvels, waar het lichaam van de overledene in twaalf maanden afbreekt tot vruchtbare humus. Nabestaanden zijn vrij de aarde te hergebruiken in hun eigen tuin. Op vrijwel elke grafsteen en asbus zie ik een metalen plaatje met een QR-code. Bezoekers krijgen een inkijkje in de levens van de doden. Wie de overledene heeft gekend, kan zijn of haar eigen herinnering toevoegen. Op een bospad staan biologisch afbreekbare urnen, geschikt om een boom uit te laten groeien. Een sensor meet hoeveel vocht de boom nodig heeft en er wordt volautomatisch bewaterd alleen wanneer het nodig is. Natuurlijk staat er op het terrein een resomeerinstallatie. Sommige nabestaanden kiezen ervoor om de beenderen die overblijven te laten vermalen en het poeder te vermengen met kunsthars. Uit de 3D printer rolt een stoel, zodat je als het ware bij je overleden geliefde op schoot kunt zitten. Op het grasveld bij de vijver begroet ik de vrijdagse yogagroep en komende zondag is er nabestaandenpicknick. Als het regent doen we het in de stretchtent en onze eigen mobiele barista zorgt voor uitstekende koffie.
In de wereld waarin ik wandel, is de doodskist, die er gemiddeld tien jaar over doet om te vergaan, verleden tijd. Evenals de crematie met een CO2-uitstoot die ongeveer gelijk is aan een enkele vlucht Maastricht – Madrid. Het is niet meer nodig om het chemisch afval van cremeren op te slaan in ondergrondse grotten. Digitaal voortleven na de dood is gemeengoed. Kinderen zijn online verbonden met hun voorouders, die hen ‘on demand’ generatie-overstijgend bijstaan met raad en daad. De (familie)geschiedenis is levend en toegankelijk.
Terug op kantoor rinkelt de telefoon. Nieuwe coronamaatregelen vergen de aandacht. Maar ook de voorbereiding van een werkbespreking over onze plannen voor 2021. Inspiratie genoeg om er een mooi jaar van te maken.
Deze column werd gepubliceerd in Vakblad Uitvaart, januari (1/2021).
Nicoline Zemering is directeur van begraafplaats Rhijnhof in Leiden.