We weten allemaal wat het ons gekost heeft, het jaar 2020. Als ‘het coronajaar’ zal het de boeken in gaan. Maar heeft het ons misschien ook iets opgeleverd? Staat er ook iets aan de pluszijde?
Wij mensen zijn gewoontedieren. Sommige dingen leren we maar moeilijk af, zoals elkaar aanraken. Niet alleen onze geliefde of gezinsleden, maar ook familie, vrienden en zelfs vage, hele vage kennissen kunnen rekenen op een handdruk. Konden daarop rekenen. Een reclame op tv voor een gehoorapparatenwinkel laat goed zien hoe onhandig en onthand wij zijn als we elkaar geen hand meer mogen geven.
Maar wat dan wel?
Ik sta elke uitvaart aan het eind als een soort van stewardess de mensen uit te leggen en voor te doen dat het wel kan. Nee, niet waar de nooduitgangen zijn, maar hoe je kunt condoleren zonder elkaar aan te raken. De hand op het hart, het namasté-gebaar. Maar ik zeg er dan wel bij: kijk elkaar aan! Dat vindt veel weerklank, het levert veel jaknikkers op. En het mooie is dat mensen zo ook afscheid nemen van de overledene. Ik zie minder gehannes en onbeholpenheid bij het defilé. Mensen kunnen ook daar een zinvol gebaar maken.
Ander winstpunt: de familie maakt haar keuzen veel zuiverder. Niks meer voor het oog van gans het kerkvol. Want die zijn er immers niet. Je doet het nu voor … wie? Voor de overledene, voor de binnenste kring van nabestaanden, misschien een tweede kring van wat ik wel eens noem overige familieleden, vriendinnen en vrienden. Maar niet meer die honderden van, daar heb je ze weer, hele vage kennissen die in het adresboekje van opa staan omdat ze vijf jaar geleden nog een kerstkaart stuurden.
Verder winstpunt: ze durven meer. Niet de meiden en vrouwen, die hebben over het algemeen toch wel meer lef dan de mannen en de jongemannen. Nee, vooral het jonge manvolk spreekt vaker in de afscheidsdienst dan vóór corona. Kleinere kring? Alleen maar bekenden van ze? Kleinere ruimte? Wie weet… Maar ze doen het echt meer, zélf spreken. Ik weet niet of ik mijn eigen ervaringen mag verbreden naar alle uitvaarten, maar ik heb afgelopen jaar toch wel honderd uitvaarten gedaan: tien keer was ik uitvaartleider, negentig keer ritueelbegeleider. Dus veel gezien.
Ook een inzicht: het levensverhaal hoeft geen nieuwsbericht te zijn vol onbekende weetjes en feitjes. Ik vertel nog steeds het levensverhaal, ook al kent iedereen het al. Het blijft uitermate zinvol voor een dienst echt 45 tot 60 minuten uit te trekken, telefonisch onbereikbaar te zijn, de buitenwereld daar te laten, namelijk buiten, en met elkaar hardop te zeggen en te horen zeggen wie iemand was, wat iemand betekende.
Wat er nog meer veranderde: ik spreek niet meer voor een mij onbekende anonieme menigte. Er is een ander contact met de zaal dan voorheen. Ik ken soms zelfs iedereen van naam. Of toch minstens van gezicht, want iedereen staat op de getoonde foto’s. Ik kijk mensen aan en zij kijken terug.
Van mij mag dat blijven, dat betere oogcontact.
Deze column werd gepubliceerd in Vakblad Uitvaart, februari (2/2021).
Ger Thonen is ritueelbegeleider en voorzitter van de Landelijke Beroepsvereniging van Ritueelbegeleiders.