Door Ger Thonen
‘Vrachtwagenchauffeurs zijn ook filosofen. Je bent zo veel alleen, je hebt tijd om na te denken over vragen als: Waar kom ik vandaan? Waar ga ik naartoe? Voordat hij filosoof werd, was Socrates eerst vrachtwagenchauffeur.’
Deze uitspraak in een Britse documentaire deed mij denken aan mijn eigen momenten dit jaar om eens na te denken over waar ik vandaan kom en waarnaar ik onderweg ben.
De reden was mijn zestigste verjaardag. Slechts een getal, maar wel een getal dat aanleiding is voor wat overdenkingen.
Ook de overgang van 31 december naar 1 januari wordt een aanleiding om na te denken over waar het naartoe gaat. En waar het écht om gaat. Wij mensen hebben behoefte aan het stilstaan bij waarheen wij ons begeven. Wij willen geen hamster zijn in een almaar ronddraaiend wiel. En elke keer als er iets wezenlijks in ons leven gebeurt, ontkomen we niet aan dat terugdenken en vooruitdenken.
Bij een uitvaart kijken we terug, zeker. Maar het is een enorm misverstand dat een uitvaart alléén maar terugkijken is. Het vooruitkijken is zeker zo belangrijk. We kijken naar de toekomst van… de overledene. Toegegeven, dat is lastig als er geen geloof is dat ons handreikingen geeft over hoe we dat kunnen zien. Als we hemel en hiernamaals en ‘bij Onze Lieve Heer’ kwijt zijn geraakt of nooit hadden, hebben we niet veel beelden en woorden meer over. We nemen dan woorden in de mond als overkant, niemandsland, aan de andere kant. Of we zeggen vooral waar de overledene niet is: niet in de aarde, niet in die kist.
Maar we zijn er wel mee bezig. Het is een van de mooie taken van mij en mijn vakgenoten om juist dit welhaast onzegbare toch uit te drukken. Of zoals het in de beroepsstandaard staat, in de verantwoording:
Zoals dat al gold voor middeleeuwse theologen als Thomas van Aquino geldt ook voor de hedendaagse ritueelbegeleiders dat men met gepaste schroom en voorzichtigheid dient te spreken over dat wat zich aan gene zijde van de ratio voordoet en zich welhaast aan de mogelijkheden van de taal en andere uitdrukkingswijzen onttrekt. Desondanks is deze terughoudendheid eerder een aansporing om het wel naar beste vermogen te proberen, ook al is het resultaat onvolmaakt. Immers: daarvoor wordt de ritueelbegeleider nu juist gevraagd, om woorden en andere uitdrukkingen te vinden voor wat bijna onzegbaar is.
De uitvaart gaat over wie dood is. Maar dan moet er een komma staan, want de uitvaart gaat ook over degenen die niet dood zijn, die niet met een enkeltje in de trein naar niemandsland gaan. Wij
hebben geen goed woord voor hen over. Immers: we zeggen familie, nabestaanden, naasten. Maar het blijft behelpen. Misschien zijn het uitzwaaiers, en is de overledene de afzwaaier. Of de blijvenden, en de gaande.
We kijken terug op wat die met elkaar beleefd hebben, in goede en vaak genoeg ook wel in kwade dagen. Maar dat is betekenisloos als we niet ook kijken naar hoe nu verder. Waarheen leidt de weg die we moeten gaan?
De afscheidsdienst is het scharnierpunt: we blikken terug én vooruit. Maar dat kan alleen als we er de tijd voor nemen. Een uitvaart van een half uur – inclusief binnenkomen en weggaan – is volstrekt ontoereikend. Ja, de mensen zijn tevreden. Nogal wiedes, want ze weten niet beter. Maar we moeten ons schamen dat we mensen zo afschepen! Een uitvaart kan goed zijn, en mooi, en zelfs fijn. Dus met een ouderwets woord: heilzaam. Maar dat kost even tijd, dat kun je niet in een half uur afraffelen. Oké, in 1 procent van de gevallen dan.
Als het goed is, gaat u – lezer van Vakblad Uitvaart – bij deze jaarwisseling de tijd nemen om stil te staan bij waar we vandaan komen en waar we naartoe gaan. En dat is goed. Laten we dat anderen ook gunnen, de tijd om te beseffen dat er nog heel wat leven te gaan is.
Deze column werd gepubliceerd in Vakblad Uitvaart, januari (1/2020).
Ger Thonen is ritueelbegeleider en voorzitter van de Landelijke Beroepsvereniging van Ritueelbegeleiders.